- Geluidsoverlast en infrasoon geluid
- Slagschaduw
Deze stap geeft informatie over hoe risicopercepties tot stand komen en wat al bekend is over veelvoorkomende percepties over veiligheid- en gezondheidsrisico’s per technologie.
Stap 1
Voor eenieder die onderzoek wil doen naar de percepties over veiligheids- en gezondheidsrisico’s in de energietransitie, is het raadzaam om vooraf kennis te nemen over hoe risicopercepties tot stand komen en wat al bekend is over veelvoorkomende percepties per technologie. De totstandkoming van risicopercepties is namelijk een complex samenspel van factoren.
In stap 1A wordt in beeld gebracht wat op het moment van schijven bekend is over de risicopercepties die burgers hebben bij verschillende energietechnologieën. In stap 1B wordt toegelicht welke factoren een rol spelen bij de totstandkoming en de beïnvloeding van deze risicopercepties en de mate waarin mensen bereid zijn om risico’s te aanvaarden.
Stap 1A
Er zijn diverse technologieën die kunnen worden ingezet om de energietransitie te realiseren. Voor deze handreiking is van zeven veelvoorkomende energietechnologieën in kaart gebracht wat op dit moment bekend is over specifieke veiligheids- en/of gezondheidsrisico’s die mensen waarnemen. Hieronder zijn de percepties samengevat (klik op ‘lees meer’ voor een uitgebreidere toelichting).
Let op: het gaat hier nadrukkelijk niet over feitelijke risico’s of over risico’s in termen van bijvoorbeeld de verandering van het landschap of waardevermindering van woningen. Het gaat alleen om risico’s die worden gepercipieerd ten aanzien van gezondheid en veiligheid. Het kan dan ook gaan om situaties waarin de (verwachte) overlast van dusdanig ernstige aard is, dat deze wordt gepercipieerd als een risico voor de gezondheid.
Als het gaat om windenergie bestaat er veel wetenschappelijk onderzoek over de publieke perceptie en sociale acceptatie van windmolens, over draagvlak of weerstand. Van deze onderzoeken zijn er slechts zestien die ook uitspraken doen over de aard en/of omvang van risicopercepties aangaande gezondheid en/of veiligheid. Deze onderzoeken richten zich voornamelijk op windenergie op land. Onderzoek naar de perceptie van gezondheidsrisico bij offshore windparken kwamen niet naar voren.
De meest voorkomende risicopercepties op het gebied van veiligheid en gezondheid die uit het onderzoek naar voren komen zijn:
In een aantal onderzoeken worden de risico’s van geluidsoverlast en slagschaduw ook gekoppeld aan gezondheid. Volgens deze onderzoekers zijn gepercipieerde gezondheidsrisico’s de grootste reden voor weerstand. Onderzoekers stellen dat weerstand tegen windenergie in de literatuur vooral wordt gekoppeld aan geluidsoverlast en landschapsvervuiling, maar dat daar ook zorgen over gezondheid aan ten grondslag kunnen liggen.
Aan de andere kant ziet Burger (2012) dat respondenten (die zelf niet in de buurt van windmolens wonen) weinig risico’s zien voor de eigen gezondheid, maar vogelsterfte bijvoorbeeld als een veel belangrijker risico zien. In een onderzoek in Ontario, Canada zien Baxter et al (2013) dat slechts een kleine meerderheid van de respondenten zich zorgen maken over gezondheid. Ook Wolsink plaatst een kritische kanttekening bij deze percepties. Wolsink (2000) redeneert dat mensen die zich afzetten tegen windenergie hun weerstand mogelijk rationaliseren: mensen zijn bang dat argumenten over landschap en esthetiek niet als geldige reden voor weerstand wordt gezien en komen daarom met andere argumenten, bijvoorbeeld rondom veiligheid en gezondheid.
Over risicopercepties op het gebied van waterstof is relatief weinig recent onderzoek te vinden. Als we verder terugkijken dan 2010 en 2000 als startpunt nemen, komen we 22 wetenschappelijke onderzoeken tegen die ingaan op de risicopercepties rondom waterstof. Van de gevonden onderzoeken zijn er zes gebaseerd op een grootschalige survey (waarvan drie in Nederland) gericht op een breed publiek. Daarnaast zijn er verschillende case studies, gericht op omwonenden van specifieke projecten met waterstof. Twee van deze onderzoeken richten zich op het eerste waterstofproject in Nederland (Arnhem in 2010), waarbij bussen op waterstof rijden. Andere onderzoeken vonden plaats in de VS, het VK, Japan, IJsland, Zweden en Duitsland.
Uit deze onderzoeken blijkt dat mensen over het algemeen weinig kennis hebben van waterstof. Over de risicoperceptie bestaat in de literatuur discussie. Enerzijds zien onderzoekers waterstof als een voorbeeld van een techniek die even veilig is als of veiliger is dan benzine, maar waar mensen toch negatieve associaties bij hebben, bijvoorbeeld omdat zij die associëren met de Hindenburgramp van 1937 waarbij het waterstof in een luchtschip (zeppelin) in brand vloog en neerstortte. Aan de andere kant stellen verschillende onderzoekers dat dit beeld vooral onder experts bestaat en veel minder leeft onder het brede publiek. Empirische onderzoeken, zowel kwalitatieve als kwantitatieve, lijken met name dat laatste beeld te bevestigen.
Vooral bij de onderzoeken onder een breed publiek en onderzoeken onder passagiers van OV met waterstof als brandstof zijn de percepties overwegend positief. Als het gaat om onderzoek onder omwonenden van een (gepland) waterstoftankstation of van een opslag van waterstof zien we meer verschillen in uitkomsten. Sommige enquêtes onder omwonenden en potentiële omwonenden (mensen die de technologie mogelijk in hun omgeving gaan krijgen) laten zien dat bewoners zich weinig zorgen maken. Casusonderzoek laat daarentegen zien dat veiligheid wel degelijk een belangrijk thema is voor omwonden. In een studie van Mumford & Gray (2009) zorgde het gebrek aan contact tussen het bedrijf dat de waterstofcentrale zou realiseren en omwonenden dat de risicoperceptie werd versterkt. Bewoners kregen het idee dat het bedrijf iets te verbergen had, een beeld dat later in het proces overigens weer bijtrok.
De meest voorkomende risicopercepties op het gebied van veiligheid en gezondheid die uit het onderzoek naar voren komen zijn:
Tot slot is er nog een risicoperceptie die (nog) niet in wetenschappelijke literatuur is aangetroffen, maar wel in de praktijk. Recent is gesproken over het (grootschalig) opslaan van waterstof onder de grond. Onder potentiële omwonenden leefde de perceptie dat deze opslag gepaard gaat met het risico op seismische activiteit (aardbevingen).
Het literatuuronderzoek levert veertien wetenschappelijke onderzoeken op die vanaf 2010 rapporteren over risicopercepties rondom geothermie. De helft van deze onderzoeken is gebaseerd op kwalitatief onderzoek (interviews of focusgroepen). Daarnaast gaat het om media-analyses (3) en casestudies waarin kwalitatieve en kwantitatieve methoden zijn gebruikt (2), waarvan één experiment en één survey. De onderzoeken zijn uitgevoerd in Italië, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Australië en Chili. De kwantitatieve onderzoeken, uitgevoerd in Australië, Frankrijk en twee regio’s in Italië geven – ondanks dat deze onderzoeken direct naar de perceptie van risico vragen – een gematigd beeld van de risicoperceptie. De onderzoeken gebruiken echter uiteenlopende schalen, waardoor een goede vergelijking niet mogelijk is.
De meest voorkomende risicopercepties op het gebied van veiligheid en gezondheid die uit de onderzoeken naar voren komen zijn:
Er is relatief veel wetenschappelijk onderzoek naar de risicopercepties rondom CCS (carbon capture and storage – de opvang en opslag van CO2). Een literatuuronderzoek uit 2018 laat zien dat er sindsdien 79 onderzoeken zijn verschenen die ingaan op de risk/benefit perceptions rondom CCS. Een ander literatuuronderzoek uit 2014 identificeert 42 artikelen over de publieke perceptie van CO2-opslag, waarvan er 26 ingaan op risicoperceptie. Literatuuronderzoek laat zien dat er sinds 2018 (het eindpunt van de meest recente review) nog eens vier artikelen over dit thema zijn gepubliceerd. Deze onderzoeken richten zich vooral op de opslag van CO2 en minder op het afvangen en transport van CO2. De onderzoeken laten bovendien zien dat de gemiddelde burger weinig kennis heeft van CO2 en de opslag daarvan.
De meest voorkomende risicopercepties op het gebied van veiligheid en gezondheid die uit het onderzoek naar voren komen zijn:
Het literatuuronderzoek levert zes bruikbare onderzoeken op. Risicoperceptie lijkt in de wetenschappelijke literatuur over zonne-energie geen groot thema. De auteurs van de zes onderzoeken benoemen ook dat er relatief weinig onderzoek is naar de percepties rondom zonne-energie. Een mogelijke verklaring die wordt genoemd is dat zonne-energie minder controversieel is dan bijvoorbeeld windturbines. De literatuur suggereert ook dat mensen over het algemeen een positief beeld hebben van zonne-energie.
De beschikbare onderzoeken leveren geven geen representatieve meting van risicoperceptie van zonne-energie. Eén van de onderzoeken laat wel zien dat de risico’s van zonne-energie vanwege het overwegend positieve beeld dat mensen hebben van deze techniek lager worden ingeschat dan de risico’s van andere technologieën, zoals kernenergie. Enkele studies suggereren dat veiligheids- en gezondheidsrisico’s wel een rol kunnen spelen in de overweging van consumenten om zonnepanelen te installeren, maar welke risico’s consumenten zien wordt niet verder gespecificeerd. Tot slot benoemt één literatuurreview over duurzame energie brandgevaar als gepercipieerd risico bij zonne-energie, maar dit is niet te herleiden naar grootschalig publieksonderzoek.
Wanneer buiten de wetenschappelijke literatuur wordt gekeken, bijvoorbeeld op online fora, dan lijkt schittering of reflectie ook een risicoperceptie te zijn. Mensen maken dan melding van, of uiten hun zorgen over, de overlast als gevolg van de schittering en/of reflectie van zonnepanelen wanneer de zon daar fel op schijnt.
Het literatuuronderzoek levert vijf wetenschappelijke studies op over risicopercepties met betrekking tot biomassa. Biomassa wordt in deze onderzoeken vooral in verband gebracht met natuur- en milieurisico’s en met voedselveiligheid/gebrek aan voedsel, vanwege een verlies aan biodiversiteit. Die percepties hangen samen met vroege(re) generaties biomassa, met mais als basis.
Door omwonenden van recentere biomassacentrales worden geur- en geluidsoverlast daarnaast genoemd als mogelijk risico. Twee kleinschalige studies benoemen ook “onzekere lange termijn gevolgen voor de gezondheid” als zorg van omwonenden en actiegroepen. Tot slot is er een relevant onderzoek in Zweden onder omwonenden van een biomassacentrale dat laat zien dat naarmate mensen meer geuroverlast ervaren, zij ook eerder denken dat er sprake is van luchtvervuiling en risico’s voor hun gezondheid.
De meest voorkomende risicopercepties op het gebied van veiligheid en gezondheid die uit het onderzoek naar voren komen zijn:
De energietransitie vraagt om ’grootschalige energieopslag en omzetting van elektriciteit naar alternatieve brandstoffen is nodig om de onbalans tussen duurzame energieproductie en -vraag te kunnen corrigeren’. Het literatuuronderzoek laat ziet dat er nog weinig wetenschappelijk onderzoek is uitgevoerd naar percepties over de opslag van energie. Het levert zeven relevante onderzoeken naar dit thema op, allemaal van recente jaren.
De onderzoeken onder een breed publiek laten zien dat (gezondheids- of veiligheids)risico’s geen grote rol spelen in de afweging van burgers om een batterij in huis te nemen voor de opslag van zonne-energie. Een onderzoek in het Verenigd Koninkrijk laat zien dat burgers via zes dimensies kijken naar de potentiële risico’s (en voordelen) van verschillende vormen van energieopslag, waarvan veiligheid er een is. Bij veiligheidsrisico’s uiten de deelnemers onder meer percepties over:
De deelnemers aan de gesprekken spreken over het algemeen niet erg positief over de veiligheid van de verschillende vormen van energieopslag, al verschilt dit per vorm. Maar het onderzoek laat ook zien dat percepties over de energieopslag over het algemeen ambivalent zijn.
Een ander onderzoek in het Verenigd Koninkrijk laat zien dat veiligheidsrisico’s (brandgevaar) wel een rol spelen in de keuze waar respondenten de batterij zouden plaatsen, maar andere aspecten, zoals het formaat van de batterij, spelen daarin bijvoorbeeld een belangrijkere rol. Een recent onderzoek rondom buurtbatterijen in Nederland laat zien dat gezondheids- en veiligheidsveiligheidsrisico’s (straling) niet worden benoemd door de lokale initiatiefnemers (burgers), maar wel door netwerk operators die zich enige zorgen maken wanneer de buurtbatterij niet door professionals wordt beheerd.
Het overzicht hiervoor kan behulpzaam zijn bij het doen van onderzoek naar de risicoperceptie. Een onderzoeker kan het onderzoek namelijk blanco ingaan, maar kan er ook voor kiezen om gericht te onderzoeken of veelvoorkomende percepties in een specifieke casus voorkomen. Uit het overzicht moet niet de conclusie worden getrokken dat de veelvoorkomende gepercipieerde risico’s ook altijd bij alle inwoners of burgers aanwezig zijn (en in dezelfde mate aanwezig zijn). Immers, het zijn percepties die inwoners kúnnen hebben en waarvan de mate van aanwezigheid afhankelijk is van tal van factoren (zie verdere toelichting hierover onder stap 1B).
Daarnaast dient te worden opgemerkt dat er ook nog andere technologie-specifieke gepercipieerde veiligheiden /of gezondheidsrisico’s kunnen leven onder burgers die niet in het figuur staan. Bijvoorbeeld omdat deze risico’s niet door ons (voldoende onderbouwd) zijn aangetroffen in bronnen.
Stap 1B
Er is veel bekend over de factoren die de perceptie en aanvaarding van risico’s beïnvloeden, bijvoorbeeld in de wetenschappelijke literatuur. Tegelijkertijd is er ook nog veel te onderzoeken op dit gebied. In ieder geval staat vast dat risicopercepties ontstaan (en veranderen) door een complex samenspel van veel verschillende factoren. Er zijn diverse manieren waarop deze factoren kunnen worden geclusterd of geordend. In deze handreiking wordt een ordening gehanteerd die uitgaat van drie zogenaamde ‘schillen’ die de perceptie of aanvaarding van risico’s beïnvloeden:
Verschillende kenmerken van de specifieke technologie hebben invloed op de percepties die mensen hebben over de veiligheid- en gezondheidsrisico’s van die technologie. In stap 1A is een overzicht gegeven van veel voorkomende gepercipieerde risico’s per technologie. Of individuen deze risico’s ook daadwerkelijk percipiëren en de mate waarin zij die percipiëren hangt óók samen met factoren buiten de technologie zelf. Het gaat dan om sociaalpsychologische mechanismen (schil 2) en de bredere maatschappelijke context (schil 3).
a. Kennis over de technologie: Kennis over hoe de technologie werkt en de effecten ervan, kunnen de
risicoperceptie en aanvaardbaarheid daarvan beïnvloeden. Het kan hierbij overigens ook gaan om
kennis die niet klopt of om vooroordelen. Technologieën die nieuw zijn en/of niet geheel begrepen
worden door burgers of wetenschappers leiden over het algemeen tot een groter gepercipieerd risico.
b. Eerdere ervaringen. Positieve ervaring of het uitblijven van een duidelijke negatieve ervaring gaat
over het algemeen samen met een lagere risicoperceptie en grotere aanvaardbaarheid, en vice versa.
c. Ervaren procedurele rechtvaardigheid en verdeling van kosten, risico’s en voordelen. Het zorgvuldig
inlichten en betrekken van burgers in processen en procedures draagt over het algemeen bij aan een
lagere risicoperceptie en een hogere aanvaardbaarheid van de risico’s. Dit geldt ook voor de mate
waarin betrokkenen ervaren dat de verdeling van de kosten, risico’s en voordelen rechtvaardig is. Als
burgers kunnen meeprofiteren van de voordelen (bijvoorbeeld doordat ze delen in de opbrengsten
van de opwekking), dan worden de gepercipieerde risico’s over het algemeen sneller aanvaard.
d. (On)vrijwilligheid van de risico’s. Onvrijwillig genomen risico’s (als gevolg van de implementatie van
een technologie in de omgeving) leiden eerder tot activering van de risicoperceptie (en daarmee
hogere mate van risicoperceptie) dan vrijwillig genomen risico’s.
e. Mate van persoonlijke controle over de risico’s. Meer (ervaren) persoonlijke controle over een
(ervaren) risico van een technologie (dus de mate waarin je het risico zelf kunt verkleinen of
vergroten), verhoogt de aanvaardbaarheid van het risico. Het gaat hier om de ervaren persoonlijke
controle en niet de feitelijke mate van controle.
f. Mate van ‘vrees’. Technologieën die worden gekenmerkt door risico’s met een hogere mate van
(ervaren) vrees leiden tot een hogere risicoperceptie. Dit zijn risico’s die niet makkelijk te zien of te
controleren zijn, die leiden tot zichtbare fataliteiten en/of catastrofaal zijn.
g. Mate waarin risico’s gevolg zijn van natuurlijk versus menselijk handelen. Risico’s die het gevolg zijn
van menselijk handelen worden vaak gepercipieerd als grotere risico’s dan risico’s die ontstaan door
de natuur. Risico’s als gevolg van menselijk handelen leiden daardoor vaak tot een lagere
aanvaardbaarheid. Natuurlijke risico’s zijn risico’s die niet worden veroorzaakt door menselijk
handelen en/of een technologie (bijvoorbeeld het risico op een vulkaanuitbarsting). Het risico op een
aardbeving als gevolg van boringen in de grond is een voorbeeld van een kunstmatige risicobron,
omdat het wordt veroorzaakt door menselijk handelen.
h. Heuristieken en intuïtieve processen. Heuristieken zijn mentale ‘shortcuts’ die mensen inzetten om
onder meer complexe problemen op te lossen, waaronder het inschatten van risico’s. Het zijn
‘vuistregels’ die de hersenen gebruiken om risico’s in te schatten. Ze zijn echter niet altijd nauwkeurig
en soms maken mensen daardoor verkeerde inschattingen van risico’s. Verschillende heuristieken
kunnen van invloed zijn op de risicoperceptie. In de tabel hierna staan ze verder toegelicht.
Heuristieken | Toelichting |
Affect heuristiek | Als mensen een positief affect (gevoel) hebben bij iets, dan zijn ze geneigd de risico’s als lager in te schatten, en vice versa. |
Beschikbaarheidsheuristiek | Het gemak waarmee mensen gebeurtenissen in gedachten kunnen brengen, heeft invloed op de risicoperceptie. Wanneer men op de hoogte is van bepaalde risico’s, bijvoorbeeld doordat men daar kortgeleden iets over heeft opgevangen, is de kans groter dan mensen de risico’s hoger inschatten dan wanneer men lang geleden over dit risico heeft gehoord. |
Referentiebias | Wanneer een persoon wordt geconfronteerd met informatie, dan worden de gegevens die aan het begin worden gepresenteerd, veel sterker “verankerd” in het geheugen dan latere informatie. Een voorbeeld is wanneer mensen wordt gevraagd of ze denken dat een bepaald risico meer of minder vaak voorkomt dan in 1 op 10.000 gevallen. Als vervolgens aan hen wordt gevraagd een schatting te maken van het aantal keer dat het risico daadwerkelijk is voorgekomen, dan maken mensen gemiddeld genomen een lagere schatting van het aantal daadwerkelijke voorvallen dan wanneer een vergelijkbare groep mensen deze schatting moet maken, maar voorafgaand de vraag heeft kregen of ze denken dat het risico voorkomt in meer of minder dan 1 op de 100.000 gevallen. |
Cognitieve dissonantie | Cognitieve dissonantie treedt op wanneer er een spanning ontstaat tussen iemands overtuigingen/opvattingen en het handelen in strijd is met die eigen overtuigingen. Informatie over risico’s die strijdig zijn met iemands overtuiging of handelen, wordt sneller genegeerd of beschouwd als minder belangrijk. Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn wanneer iemand informatie ontvangt over de risico’s van een technologie die is geïmplementeerd van de woonomgeving. Het voelt onlogisch om te accepteren dat deze technologie dagelijks een groot veiligheidsrisico vormt en dit kan ertoe leiden dat iemand (onbewust) de risico’s negeert of bagatelliseert. |
Verlies aversie | Men vermijdt liever verlies dan dat men dezelfde hoeveelheid winst ontvangt. Wanneer mensen worden gevraagd een technologie te beoordelen die geïmplementeerd gaat worden, dan beoordelen ze een verandering in de status quo, wat verlies aversie kan veroorzaken. Wanneer gevraagd wordt een technologie te beoordelen die al is geïmplementeerd, dan is dat de status quo en treedt verlies aversie minder snel op |
Tabel 1. Overzicht en toelichting op vijf heuristieken.
Een individu bevindt zich altijd in een bredere maatschappelijke context. Deze context en het beeld dat het
individu heeft daarover, heeft ook invloed op de risicoperceptie.
a. Vertrouwen in de overheid, wetenschap en andere stakeholders. Vertrouwen in de overheid,
wetenschap en andere verantwoordelijke stakeholders (zoals de ontwikkelaars van een technologie)
vergroot over het algemeen de bereidheid om technologie te aanvaarden. Met name wanneer men
weinig over een technologie weet, kan aanvaarding sterk afhangen van vertrouwen in de overheid en
verantwoordelijke stakeholders (als een heuristiek of als een alternatieve grond om mening op te
baseren).
b. Sociale referentiegroepen. Risicopercepties verschillen per doelgroep en context. Sociale interacties op
het lokale niveau beïnvloeden de acceptatie van een technologie. Sociale referentiegroepen, denk
bijvoorbeeld aan vrienden en familie, beïnvloeden de risicoperceptie van een individu. Wanneer burgers
nadenken over een risico denken zij bijvoorbeeld aan wat en hoe vaak zie hierover horen in hun directe
omgeving (zie ook de beschikbaarheidsheuristiek).
c. Media-aandacht. Media hebben een vergelijkbaar effect. Media-aandacht kan een groot effect hebben
op iemands perceptie, vooral wanneer iemand zelf geen directe ervaring heeft met de betreffende
technologie.
Factoren schil 1: De specifieke technologie
Factoren schil 2: Sociaalpsychologische mechanismen
Factoren schil 3: Bredere maatschappelijke context
Uit voorgaand overzicht volgen verschillende inzichten die relevant zijn in het kader van onderzoek naar risicopercepties: